De overheid en eerder stoppen met werken

  • Berichtcategorie:Pensioen

De overheid is niet altijd een betrouwbare partner. Ik schreef er al over toen Geldnerd nog maar net bestond. En op weinig onderwerpen is dat zo zichtbaar als wanneer je eerder wilt stoppen met werken. Eerder stoppen met werken is een thema waar je behoefte hebt aan rust en stabiliteit in regelgeving. Zodat je rustig voort kunnen bouwen op jouw eigen ingeslagen weg. Zonder dat nieuwe regels of het afschaffen van bestaande regels roet in het eten gooien.

En juist op dit onderwerp maken we er een zooitje van. Eigenlijk snap ik dat wel. Door de vergrijzing wil de overheid dat we langer doorwerken, zo veel mensen die zo lang niet werken is onbetaalbaar voor de samenleving. Maar natuurlijk zijn er rebellen die moedig weerstand bieden. Mensen die blijven proberen om eerder te stoppen met werken. En de overheid doet z’n uiterste best om dat zo moeilijk en fiscaal onaantrekkelijk mogelijk te maken. In elk geval voor mensen in loondienst. Ondernemers hebben weer andere mogelijkheden om hun pensioen op te bouwen, ook in (soms) meer of (vaak) mindere mate fiscaal aantrekkelijk.

Geldnerd is in 1995 gestart met zijn loopbaan. Vanaf dat punt zou hij, tegen de toenmalige regels, zo’n 40 jaar hebben moeten werken. Dat betekent dat je als loonslaaf liefst ook 40 jaar stabiele regelgeving hebt. Zodat je, als je aan een regeling begint te betalen met als doel om eerder te stoppen, erop kunt vertrouwen dat je er ook de hele looptijd gebruik van kunt maken. Ik ben er eens in gedoken, en heb op een rijtje proberen te zetten welke regelingen er in mijn werkzame leven zoal geweest (en gesneuveld) zijn. Het overzicht is erg vereenvoudigd. Als je er induikt, vind je namelijk allerlei uitzonderingen en overgangsregelingen om de pijn te verzachten voor mensen die de boot ‘net’ gemist hebben. Maar daar heb ik me maar even niet in verdiept. Ik heb de boot namelijk in de meeste gevallen ruim gemist.

Niet verwonderlijk dus dat ik een jaar of 15 geleden heb besloten om alles dan maar in eigen beheer op te lossen, met één centrale pot aan spaargeld en beleggingen. Veilig in Box 3 van de Inkomstenbelasting. Dat dacht ik tenminste

Vervroegde Uittreding (VUT)

Vervroegde uittreding (VUT) was een regeling die vervroegd stoppen met werken mogelijk maakte. Je kreeg dan een uitkering vanaf het moment van het stoppen met werken tot aan het moment waarop een AOW-uitkering en aanvullend pensioen inging. De werkgever en/of de werknemers betaalden de uitkeringen van de ex-werknemers die op dat moment in de VUT zaten, hetzelfde omslagstelsel dat we in Nederland ook voor de AOW hanteren. Deze regeling werd ingevoerd in 1980, en liep al op z’n einde toen Geldnerd de arbeidsmarkt betrad. Vanaf midden jaren negentig waren er vooral overgangsregelingen.

Om eerder stoppen met werken niet te stimuleren heeft de Wet van 24 februari 2005, houdende wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet arbeid en zorg en van enige andere wetten (Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling), kortweg Wet VPL, met ingang van 2005 (2006 voor op 31 december 2004 al bestaande regelingen) VUT fiscaal onaantrekkelijk gemaakt. Wat een juridische mond vol… Ook is het niet meer mogelijk om fiscaal gefaciliteerd prepensioen op te bouwen.

Levensloopregeling

Levensloop‘ is op 1 januari 2006 in Nederland ingevoerd met die eerder genoemde Wet aanpassing fiscale behandeling VUT- en prepensioenregelingen en introductie levensloopregeling (Wet VPL). Het is een fiscale regeling om het sparen voor inkomen tijdens een periode van onbetaald verlof fiscaal voordeliger te maken. “Onbetaald” wil zeggen dat geen salaris uitbetaald wordt, in de plaats daarvan ontvangt de werknemer een uitkering uit zijn eigen levenslooptegoed. Ik vond het toen al een doekje voor het bloeden, en ben er nooit ingestapt. Sinds 1 januari 2012 is de regeling niet meer beschikbaar voor nieuwe deelnemers, Slechts 6 jaar dus.

Werknemers die in 2011 al deelnamen aan de levensloopregeling en op 1 januari 2012 een saldo hadden van minstens € 3.000 mogen jaarlijks maximaal 12% van hun jaarsalaris inleggen. Werknemers die op 1 januari 2005 minimaal 50 jaar oud waren, maar nog geen 55, mogen meer sparen dan 12% per jaar. Voor alle werknemers geldt dat zij in totaal niet meer mogen inleggen dan 210% van het jaarsalaris. De levensloopregeling is zoals gezegd ingevoerd met de eerdergenoemde Wet VPL, dezelfde wet waarmee de fiscale faciliteiten voor VUT en prepensioen afgeschaft zijn.

Flexibel Pensioen en Uittreden

Speciaal voor ambtenaren en onderwijzend personeel was er Flexibel Pensioen en Uittreden (FPU). De regeling werd op 1 april 1997 ingevoerd. De FPU-rechten bestonden uit een basisdeel gefinancierd door middel van het omslagstelsel en een opbouwdeel gefinancierd via een kapitaaldekkingsstelsel. Ook hier gooide de Wet VPL (‘Vergeet je Pensioen maar, Lekker puh’ denk ik inmiddels) roet in het eten. Maar ik heb daarna nog jaren op mijn salarisstrook verplicht een bijdrage geleverd aan de collega’s die al wel van de FPU gebruik maakten.

Spaarloon en Premiesparen

Op 1 januari 1994 kregen we de Wet Bedrijfsspaarregelingen, en die bracht ons de premiespaarregeling en de spaarloonregeling. De premiespaarregeling sneuvelde weer begin 2003, in de toenmalige bezuinigingsdrift van het kabinet-Balkenende. De regeling was een fiscaal vriendelijke vorm om medewerkers te belonen, zonder dat dit leidde tot structureel hogere loonkosten en pensioenlasten.

De premiespaarregeling werd overigens ingevoerd om een sterke loonstijging te voorkomen. In plaats van loonstijging kregen werknemers binnen veel bedrijven jaarlijks een premie van € 526 van de werkgever. Voorwaarde was dat de werknemer zelf ook eenzelfde bedrag op een spaarrekening stortte. Deze regeling was aantrekkelijk voor de werkgever omdat er de bijdrage was vrijgesteld van loonbelasting en sociale premies. Ook de werknemer profiteerde van de regeling omdat het ‘rendement’ 100 procent bedroeg op de ingelegde spaargelden.

De wetswijziging maakte niet automatisch een einde aan de bestaande regelingen, maar alleen aan de fiscale voordelen die eraan zijn verbonden. Het effect is hetzelfde wat mij betreft.

Overige regelingen

Er zijn natuurlijk ook nog de (steeds verder uitgeklede) Lijfrentes en het Banksparen. En laten we niet vergeten dat ondertussen ook nog de meeste pensioenregelingen (inclusief de mijne) omgezet zijn van een Eindloonregeling naar een Middelloonregeling. En bij de meeste pensioenfondsen heb je ook al jarenlang geen indexering meer ontvangen, je toekomstige of huidige pensioen is dus niet meegegroeid met de inflatie. Alleen al bij mijn eigen pensioenfonds ABP zijn de deelnemers hierdoor ongeveer 20% aan koopkracht kwijt.

Tenslotte

Tsja, het is nogal een ingewikkeld slagveld als je het zo op een rijtje probeert te zetten. Met één duidelijke rode draad: het wordt fiscaal steeds minder aantrekkelijk gemaakt om eerder te stoppen met werken. Als ik braaf aan alle regelingen mee zou hebben gedaan, dan had ik nu een veelheid aan potjes met heel veel restricties waar ik niet heel veel mee zou kunnen. Terugkijkend vind ik het nog steeds verstandig dat ik al zo vroeg heb besloten om niet meer mee te doen aan deze regelingen. Gewoon mijn eigen spaarpercentage opkrikken en investeren in één grote pot is beter. En hopen dat er genoeg van mijn pensioeninleg overblijft om ook daar nog een beetje een uitkering uit te krijgen.

Gisteren schreef overigens ook Uitklokken over dit thema.

Profiteer jij nog van één van deze oudedagsregelingen?

De (on)betrouwbare overheid

Eén ding heb ik wel geleerd de afgelopen jaren: de overheid is geen betrouwbare partner als het gaat over je financiële toekomst. Waarom?

Je financiële toekomst managen is volgens mij een zaak van lange adem. Volhouden. Sparen. Bijsparen. Rente. Rente op rente. Het heeft allemaal pas zin als je het een langere periode achter elkaar kunt doen.

Nu heb ik de afgelopen jaren een fors aantal regelingen meegemaakt die gericht waren op het ‘belastingtechnisch zo aantrekkelijk mogelijk maken van sparen’. Ze hadden wel altijd allerlei beperkingen, en werden vaak om politieke redenen gewijzigd. Een kleine bloemlezing van regelingen gedurende mijn werkzame leven tot nu toe:

  • Spaarloon, van 1994 tot 2011.
  • Premiesparen, van 1994 tot 2003.
  • Winstdelingsregeling, belastingvoordelen per 1 januari 2003 afgeschaft.
  • Levensloop, van 2006 tot 2012. Oorspronkelijk zou het per 2013 opgevolgd worden door Vitaliteitssparen, maar dat ging toch niet door.

Tussendoor heb ik ook nog een aantal wijzigingen van de pensioenregelingen meegemaakt, van eindloon naar middelloon, en de afschaffing van het vervroegd pensioen, en recent weer een versobering in de indexatie. Toegegeven, die waren allemaal wel bedoeld om het pensioensysteem betaalbaar te houden toen de baby-boomers met pensioen gingen. Maar tot op de dag van vandaag betaal ik op mijn salarisstrookje maandelijks een bedrag aan (oud-) collega’s die met vervroegd pensioen gingen, een voorrecht waar ik zelf niet meer op die manier van zal mogen genieten.

Met zoveel wijzigingen in zo’n relatief korte periode is het voordeel van al die regelingen erg beperkt. En je spreidt je inleg ook nog eens over heel veel potjes die elk hun eigen regeltjes hebben. Ik heb een aantal jaren geleden ervoor gekozen om er allemaal niet meer aan mee te doen. Niet meer spreiden over heel veel potjes, maar zelf sparen en beleggen. Met zo min mogelijk beperkingen.

Hoe ga jij om met dat oerwoud aan regelingen?