Afgelopen jaar buitelden de politici over elkaar heen om ons verbeterde koopkracht te beloven. Dit bleek later nog wel ietwat tegen te vallen, in elk geval in mijn persoonlijke situatie. Maar sinds die tijd lijkt het wel alsof ik steeds meer publicaties zie over wat en hoe ‘de Nederlanders’ hun geld moeten besteden. Dat zal vast komen omdat ik er beter op let, maar toch… Het valt wel op.
Medio maart kwam het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) met het nieuws dat huishoudens gemiddeld meer dan de helft van hun inkomen kwijt zijn aan vaste lasten. De afgelopen tien jaar was dat niet eerder zo’n groot deel, zegt het NIBUD. Het bericht werd breed overgenomen in ‘de media‘.
Begin april meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat de woonlasten ten opzichte van het inkomen niet verder gestegen waren. Zij kijken dan naar de woonquote, de totale woonlasten als percentage van het besteedbaar inkomen. Voor huiseigenaren (de groep waar Geldnerd bij hoort) is de woonquote 29%. In een spreadsheet van het CBS vond ik terug dat zij de woonquote berekenen met de netto woonuitgaven: bij huurders betreft dit het huurbedrag verminderd met de eventuele huurtoeslag. Bij eigenaren betreft dit de hypotheeklasten, maar ook de onroerende zaak belasting (OZB) , opstalverzekering, onderhoudskosten en indien van toepassing de erfpacht.
Medio april schreef het Financieele Dagblad dat Nederlandse consumenten tegenwoordig meer geld uitgeven in vergelijking met 2008. Toch zijn we er niet op vooruit gegaan. Door prijsstijgingen krijgen huishoudens minder spullen en diensten voor hun uitgegeven euro’s, concludeert het economisch bureau van ING op basis van onderzoek. Nederlandse consumenten geven tegenwoordig meer geld uit in vergelijking met 2008 (tsja, inflatie…), maar zijn er toch niet op vooruit gegaan. Door prijsstijgingen krijgen huishoudens minder spullen en diensten voor hun euro’s. Dat was dan weer een conclusie van het economisch bureau van de ING. Je weet wel, die integere bank. Ik krijg altijd een beetje jeuk van dit soort berichten. Maar dat ligt aan mij. Ik krijg die jeuk ook als het in de Tweede Kamer over ‘de hardwerkende Nederlander’ gaat. Een term die politici alleen maar gebruiken om ons het gevoel te geven dat ze ons serieus nemen, maar die ze meteen weer vergeten als er onderhandeld moet worden over een nieuw regeerakkoord of iets dergelijks.
Eind april meldde het CBS vervolgens dat een steeds groter deel van de uitgaven van Nederlanders gaat naar primaire levensbehoeften. Dit is inmiddels ruim 32 procent. Bij eerste levensbehoeften verwijst het CBS naar zaken als huisvesting en voeding. Hoe ik dat dan weer moet rijmen met die woonquote van 29% weet ik nog niet helemaal.
De Raad van State waarschuwde onlangs dat huishoudens het deel van hun inkomen dat ze, in de vorm van diverse belastingen, afdragen aan de overheid de afgelopen jaren al behoorlijk hebben zien stijgen. Van elke euro die we verdienen, dragen we momenteel 39,6 cent af. Elk jaar wordt dat iets hoger. Volgens de Raad van State betalen we relatief veel belasting, en daardoor krijgen we minder te besteden.
Allemaal appels en peren die vergeleken worden. Verschillende posten die vergeleken worden, verschillende definities. Moeilijk dus om een vergelijking te maken en algemene conclusies te trekken. Maar wel leuk om mijn eigen situatie (n=1) weer eens te vergelijken met de statistiekjes.
Ik heb in elk geval even gekeken naar die woonquote van 29%, om precies te zijn naar twee varianten. Eentje met alleen onze reguliere aflossing, en eentje inclusief de extra aflossing die wij momenteel maandelijks doen. Mijn verwachting was dat onze woonquote lager zou zijn dan het gemiddelde. We hebben immers niet ‘maximaal’ gekocht, veel minder geleend dan op basis van onze inkomens zou kunnen. In 2018 was onze woonquote, exclusief de vrijwillige extra aflossingen op de hypotheek, volgens de definitie van het CBS 18,1%. Inclusief de extra aflossingen kwamen we uit op 25,8%, nog steeds ruim onder het gemiddelde van 29%. Ik heb ook nog even gekeken naar de situatie in 2008, heel lang geleden, mijn vorige leven. Destijds was mijn woonquote 20,1%. Iets hoger dan nu, maar nog steeds ruim beneden het gemiddelde.
Wordt jij nog wijs uit die wirwar van statistiekjes?
Eerlijk gezegd… vind ik ze interessant en lees ik ze graag, maar deel ik je indruk dat het appels met peren vergelijken is.
Ik lees ze ook graag. Maar als je dan inderdaad de appels en peren ziet…
Ja, dat viel me ook op! Eerst las ik over de woonquote van 29%, later de 32% voor levensbehoefte. In dat laatste nieuwsbericht geven ze aan dat de huisvesting 15,4% was. Apart. Kan me dat niet voorstellen dat dat het gemiddelde van Nederland is. Bij dat laatste hebben ze het wel over het aandeel van het individueel inkomen. Bij woonquote over huishoudinkomen?
Ah. Volgens mij zit het verschil hierin. De woonquote heeft betrekking op deel van besteedbaar INKOMEN . De huisvesting kosten hebben ze afgezet tov “totale werkelijke individuele CONSUMPTIE”. En kennelijk kan je meer consumeren dan je inkomen, vandaag dat dit percentage lager ligt. Het is een wat merkwaardige definitie die CBS hanteert: “De werkelijke individuele consumptie is de som van de consumptie door huishoudens
(incl. instellingen zonder winstoogmerk) en de individuele consumptie door de
overheid. De individuele consumptie door de overheid betreft producten die door de
overheid worden gefinancierd en vervolgens door middel van overdrachten in natura
aan huishoudens worden geleverd. Het betreft vooral uitgaven aan gezondheidszorg,
onderwijs en sociale bescherming (thuiszorg, gehandicaptenzorg en kinderopvang).
De consumptie door huishoudens betreft de som van de binnenlandse consumptie
door huishoudens en het saldo van consumptie door ingezetenen in het buitenland en
niet-ingezetenen in Nederland. Voor een goede internationale vergelijking van de consumptie kan het beste gekeken
worden naar de werkelijke individuele consumptie. De overheid financiert in
sommige landen, waaronder Nederland, een aantal consumptiecategorieën, zoals
zorg en onderwijs, grotendeels collectief via belastingen en premies. Dit is niet in alle
landen hetzelfde. Met de werkelijke individuele consumptie hebben verschillen in de
financieringswijze tussen landen geen invloed op de internationale vergelijking van
de consumptieontwikkeling.”
Je moet het maar net weten!
Als ik het zo zie, is de ratio consumptie veel meer een indicator van macro economische ontwikkeling. De woonquote heb je wat meer om persoonlijke financiën te benchmarken